Rommelkamer (II)

Misschien zijn het de bewegingen. Hoe je bovenlichaam langzaam achter je benen aansleept als je grote passen neemt van leeg stuk vloer naar leeg stuk vloer. Hoe je altijd vooruit moet kijken om te bepalen waar je je voeten neerzet, hoe er constant anticipatie in je houding zit. Hoe je de voordeur niet te ver opent om te voorkomen dat iemand naar binnen kan kijken. Hoe je langs die deur naar buiten glipt. Stiekemig.

Misschien zijn het de geluiden. Een kunststof bakje dat breekt onder je voeten. Een boodschappentas met rommel die langzaam van een kastje glijdt. Het getik van vliegen in een vuilniszak.

Toen ik de rommelkamer leeghaalde dacht ik dat alles in de slaapkamer zou passen. Dat ik vanuit daar uit kon zoeken wat ik wilde houden, wat naar de kringloop kon. Maar de spullen stonden opgestapeld tot boven mijn hoofd en ik sleepte zonder iets te bekijken doos na doos, tas na tas naar buiten, tot de slaapkamer volstond en de hal en een deel van de eetkamer, tot er alleen nog een laag met losse spullen en stof overbleef die ik met een bezem op het laatste stukje lege vloer in de hal veegde.

Er stonden zo veel spullen dat ik me door mijn huis moest bewegen zoals in mijn vorige woning, toen ik ziek was. Een staat van zijn die in mijn spieren opgeslagen ligt. (Ik heb een heel verleden verwerkt in therapie, maar wanneer verwerk je dat je zo ziek werd van je verleden dat je er therapie voor nodig had?)

Ik zat op de bank en installeerde TikTok. Na een halfuur verwijderde ik de app. Ik wierp zo nu en dan een blik in de hal en deed niets. Ik at diepvriespizza en patat. Ik dronk Red Bull.

Niet opruimen gaat voor mij meer over het uit de weg gaan van dat wat er opgeruimd moet worden dan een gebrek aan liefde voor mezelf.

Drie dagen ben ik blijven zitten. Toen stond ik op en opende de eerste doos.

De eerste week doorkomen (I)

Het was zomer en ik was in het buitenland en we waren vijf dagen uit elkaar en ik was ontzettend boos. Iedere keer dat zich ook maar een beetje verdriet richting mijn bewustzijn begaf was ik weer woest, want ook al was het mijn eigen keus, ik vond het onvergeeflijk dat iemand me zo slecht had laten voelen dat ik die keus moest maken.

Er waren workshops en er was muziek en waren vrienden, maar ik liep rondjes en ging naar de supermarkt waar alles onbetaalbaar was en mopperde in mezelf over hoe stijl de straten omhoog liepen en ik liep maar.

Tussendoor dacht ik: goed gedaan. Vanaf hier wordt alles alleen maar beter. Alles wordt beter. Het voelt nu al beter dan het lang gedaan heeft. Je loopt, je slaapt in een tent, je bent niet alleen. Er zijn ontzettend veel bomen, hier en op de wereld.

Op een ochtend liep ik hard. De heuvels deden pijn aan mijn kuiten, maar ik gaf niet op voor ik vijf kilometer gerend had.

Die middag bezocht ik de workshop making whips from old bicycle tubes while talking about consent. De ruimte liep vol mensen die niets liever wilden dan een whip maken op een snikhete woensdagmiddag, terwijl de workshopleider paniekerig rondliep omdat hij maar zes scharen had meegenomen. Ik zat naast de stapel binnenbanden en zocht alvast de beste band uit voor als de workshopleider het startsein zou geven.

‘I’m no expert on consent,’ zei de man. ‘I’m not a leader. I do know how to make whips.’
Hij murmelde nog wat over machtsverhoudingen en situaties waarin deze wel of niet op hun plek zijn.

In de hoek van de ruimte zat iemand die zo mooi was dat ik hen niet aan durfde te kijken, omdat ik bang was dat mijn blik grensoverschrijdend zou zijn. Niet dat ik oogcontact had kunnen maken, deze persoon keek constant strak voor zich uit. Hun ellebogen rustten op haar knieën, hun kin op hun duimen en hun vingers zaten voor hun mond in elkaar gevouwen. Hen droeg een cargobroek, had de onderste helft van hun haren afgeschoren en droeg de rest in een dikke vlecht naar achteren. Hoewel hen twee koppen kleiner was dan ik, zag hen eruit alsof hen mij en iedereen die ik ken alle hoeken van de kamer zou kunnen laten zien.

‘So,’ zei de not-a-leader. ‘Now what do we do?’
De persoon met de cargobroek keek op.
‘Let’s split up into groups. Each group has to have a pair of scissors and someone that knows something about consent. I just read a book about the wheel of consent. If you want to know more about it, please join me.’
Mensen knikten en begonnen met elkaar te praten. Twee personen met een hanenkam stonden op om een rustige plek om te praten te zoeken.
‘Wait,’ zei de man met de binnenbanden. ‘Let me explain how to make the whips first.’

 

Rommelkamer

Over anderhalve maand heb ik weer een intakegesprek bij de ggz. Ik heb inmiddels zo lang op de wachtlijst gestaan dat het traject ingaan behoorlijk wat urgentie verloren heeft, maar de crisis die ik dit jaar doormaakte heeft me geleerd wat er de vorige keer is blijven liggen, dus ik zeg niet af.

Vroeger leefde ik in een vervuild huis, compleet met muizen en fruitvliegen en de restanten van verpopte maden die in plakkerige substanties op mijn kasten lagen. Nu durf ik mensen bij me thuis te laten slapen.

Ik weet niet waar ik moet beginnen mijn oude psycholoog te vertellen wat er allemaal veranderd is. Er is veel om trots op te zijn.

Een van de kamers in mijn huis heette eerst het kantoor, nu de rommelkamer. De kamer doet me denken aan mijn oude huis, al is het er niet vies, vooral heel vol. Vanmiddag nam ik een lijn speed en sleepte alle rommel uit de rommelkamer de rest van mijn huis in. Ik weet niet wat ik met de spullen moet. Weggooien, weggeven, naar de kringloop brengen. Het is veel. Veel spullen. Veel werk. Ik wil doorwerken maar weet niet hoe verstandig het is nachten over te slaan nadat ik net lichttherapie heb gehad en ik wil geen navraag doen want ik kan het antwoord eigenlijk wel voorspellen.

Ik weet niet waar ik moet beginnen te vertellen wat er allemaal veranderd is. Ik wil een logeerkamer in mijn huis. Mijn innerlijke adolescent is geheeld. In therapie spraken we steeds maar over het innerlijke kind, maar als ik mijn psycholoog straks spreek zal ik haar vertellen over de innerlijke 19-jarige. Dat ik weer piercings heb genomen en geen mannen meer wil en me tot het anarchisme heb bekeerd. Dat ik clowns ben gaan sparen. Hoe tevreden ik ben over wat ik allemaal meemaak. Dat ik zoveel meemaak. Dat ik straks tachtig ben en denk: ik heb het allemaal wel gezien.