Rommelkamer (II)

Misschien zijn het de bewegingen. Hoe je bovenlichaam langzaam achter je benen aansleept als je grote passen neemt van leeg stuk vloer naar leeg stuk vloer. Hoe je altijd vooruit moet kijken om te bepalen waar je je voeten neerzet, hoe er constant anticipatie in je houding zit. Hoe je de voordeur niet te ver opent om te voorkomen dat iemand naar binnen kan kijken. Hoe je langs die deur naar buiten glipt. Stiekemig.

Misschien zijn het de geluiden. Een kunststof bakje dat breekt onder je voeten. Een boodschappentas met rommel die langzaam van een kastje glijdt. Het getik van vliegen in een vuilniszak.

Toen ik de rommelkamer leeghaalde dacht ik dat alles in de slaapkamer zou passen. Dat ik vanuit daar uit kon zoeken wat ik wilde houden, wat naar de kringloop kon. Maar de spullen stonden opgestapeld tot boven mijn hoofd en ik sleepte zonder iets te bekijken doos na doos, tas na tas naar buiten, tot de slaapkamer volstond en de hal en een deel van de eetkamer, tot er alleen nog een laag met losse spullen en stof overbleef die ik met een bezem op het laatste stukje lege vloer in de hal veegde.

Er stonden zo veel spullen dat ik me door mijn huis moest bewegen zoals in mijn vorige woning, toen ik ziek was. Een staat van zijn die in mijn spieren opgeslagen ligt. (Ik heb een heel verleden verwerkt in therapie, maar wanneer verwerk je dat je zo ziek werd van je verleden dat je er therapie voor nodig had?)

Ik zat op de bank en installeerde TikTok. Na een halfuur verwijderde ik de app. Ik wierp zo nu en dan een blik in de hal en deed niets. Ik at diepvriespizza en patat. Ik dronk Red Bull.

Niet opruimen gaat voor mij meer over het uit de weg gaan van dat wat er opgeruimd moet worden dan een gebrek aan liefde voor mezelf.

Drie dagen ben ik blijven zitten. Toen stond ik op en opende de eerste doos.


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *