Skip to content

De zuiverheid

Op alle datingapps eindig ik mijn bio met versier me met je meest linkse takes. Niet omdat ik zin heb in gesprekken over politiek, maar omdat ik denk dat dit de mensen met wie ik geen match wil effectief wegfiltert.

‘Ik ben niet links en niet rechts,’ opent een man het gesprek. 
Als ik de foto’s van de man zie kan ik me niet voorstellen dat ik hem een like heb gegeven.
‘Linkse takes heb ik niet voor je,’ vervolgt hij. ‘Meestal zijn die niet zo pakkend.’
Ik reageer niet.
‘Kan ik je versieren met een gouwe ouwe rechtse oneliner? Die rollen zo lekker van de tong.’
Ik denk aan welke gouwe ouwe oneliner de man precies bedoelt, overweeg even om het te vragen, hef dan snel de match op.

Ik leg mijn telefoon aan de kant en loop naar de keuken. Tijdens het filteren van de kefir denk ik aan Tom en overweeg hem een bericht te sturen.

Er zijn twee vriendinnen die ik om advies kan vragen in de kwestie Tom. Sanne, met wie ik vorig jaar op Schiermonnikoog was in een periode waarin Oscar en ik geen normale manier van met elkaar omgaan konden vinden. Tijdens die vakantie begon ik haast te geloven dat de terugkerende dromen over Tom iets te betekenen hadden. Sanne vond het dromen over andere mannen geen probleem, maar dacht dat ik beter kon dromen van mannen met een eigen voordeur. En Alex, die ver weg woont. Zij vindt dat er veel geoorloofd is als het gaat om liefde en literatuur, en stond te juichen toen ik een personage op Tom baseerde.

Ik stuur Alex een bericht.

‘Ik kan Tom toch vragen of hij wat wil drinken? Of nee. Moet ik hem met rust laten?’
‘Je moet Tom met rust laten,’ zegt Alex.
Als Alex zegt dat je iets of iemand met rust moet laten, is het menens.
Ik denk terug aan de keer dat ik probeerde met Tom in gesprek te raken. Hij zei weinig terug.
‘Misschien heeft hij een partner,’ zei ik. ‘Daar leek het vorig jaar bij De Kift wel op.’
‘Je moet hem niet vragen of hij wat wil drinken,’ zegt Alex. ‘Niet na de gesprekspoging van de vorige keer.’

Ik begin me af te vragen wat me momenteel precies mankeert, waarom ik een personage heb gebaseerd op een oude ex over wie ik droomde, waarom ik de oude ex in staat van verwazing lastigviel om een ongemak dat nergens anders dan in mijn eigen hoofd bestond weg te nemen, de situatie alleen maar erger maakte en nu kennelijk dolgraag iets wil drinken met diezelfde oude ex.

Ik besluit naar mijn lievelingsboom te wandelen. Terwijl ik mijn jas aantrek besef ik hoe dicht mijn lievelingsboom bij het huis van Tom staat en even weet ik niet meer hoe je de zuiverheid van de beweegredenen achter je eigen handelen moet toetsen.

Kamperen

Ik installeer OkCupid en denk: hier bevinden zich dus de leuke mensen. De mensen die eruitzien alsof ze zich – om wat voor reden dan ook – soms een paar dagen niet douchen. De mensen met rare kapsels. De dikke mensen in korte topjes. De mensen die hun bio beginnen met ‘antifascist’. De mannen in jurken. De mensen die lezen. De mensen met kattenharen op hun kleding. De mensen met biologisch afbreekbaar glitter op het gezicht.

Ik heb veel leuke matches en ze wonen allemaal ver weg.
‘Hoi,’ zeggen de matches. ‘Hoe is het in Groningen? Wat ben je aan het doen?’
Ik vertel de matches dat ik zo veel wandel dat ik dubbele blaren op mijn voeten heb.

Een van de matches is een Zeeuwse permacultuurpunker. De Zeeuwse permacultuurpunker heeft geen moeite om een gesprek op gang te brengen. We praten over diepvriesspinazie en non-monogamie.

Op Twitter uit ik mijn vreugde over de leuke matches op OkCupid. Wil graag een commune beginnen met mijn OkCupidmatches. De Zeeuwse permacultuurpunker die net de hanekam afgeschoren heeft, de man in gele jas wiens lievelingsfilm ook Synecdoche New York is, de man met pizza-oven en glitter in de baard, de persoon die graag ‘in charge of cleaning’ is.

Twee mensen reageren op de tweet. Ze blijken de Zeeuwse permacultuurpunker te kennen. Ik krijg het er warm van. Erg veel permacultuurpunkers wonen er kennelijk niet in Zeeland.

De Zeeuwse permacultuurpunker stuurt een bericht. 
‘Mijn vrienden hebben me herkend op Twitter.’
‘Soms vergeet ik dat de mensen die online bestaan ook een leven in het echt hebben,’ zeg ik.
‘Haha,’ zegt de Zeeuwse permacultuurpunker. ‘Maar dus. Een commune.’
‘Eigenlijk blijf ik liever in mijn eentje in mijn flat wonen,’ zeg ik.

De Zeeuwse permacultuurpunker zegt dat we ver uit elkaar wonen, dat dat onhandig is als we eens koffie willen drinken. Ik beaam dat.
‘Misschien kunnen we ergens in het midden afspreken,’ zeg ik.
Ik bereken hoeveel reistijd we kwijt zijn als we afspreken op een plek tussen onze woonplaatsen in.
‘Sorry,’ zeg ik. ‘ Dan zijn we beiden nog erg lang onderweg.’
‘Dat is ook wat,’ zegt de Zeeuwse permacultuurpunker.
‘Volgend jaar ben ik weer in Middelburg, als ik met een vriend bandjes ga kijken op Griddelburg 2023,’ zeg ik.
‘Dat duurt nog erg lang,’ zegt de Zeeuwse permacultuurpunker.
‘En ik ga binnenkort kamperen. Ga je toevallig ook kamperen?’
‘Misschien wel,’ zegt de Zeeuwse permacultuurpunker. ‘Dan zien we elkaar daar.’

Pitten

Ik werd wakker met een barstend hoofd.

Natuurlijk had ik me voorgenomen niet te drinken, maar het was een verjaardag en er was een open bar en ik zat in mijn eentje aan de toog en keek de hele tijd maar rond op zoek naar een bekend gezicht, ik zag nauwelijks bekende gezichten en de jarige was constant bezig met het in ontvangst nemen van felicitaties.

Er was Grasovka.

Tegen de tijd dat ik bekende gezichten zag had ik genoeg gedronken om me niet verloren te voelen, om te geloven dat ik niet verloren was.

De afgelopen maanden ben ik steeds ontzettend tevreden als ik in de spiegel kijk. Ik herken mezelf als ik me aankijk. Redelijk regelmatig denk ik: verdomme, dat is een mooie vrouw. Iets dat ik maar zelden heb geloofd, omdat er veel mannen waren die er baat bij hadden het tegendeel te beweren.

Ik werd wakker met een barstend hoofd en probeerde de nacht te reconstrueren. Er waren mensen die ik lang niet had gezien. Er was live-muziek, er waren beloftes en grapjes en goede ideeën. Er was meezingen met Spandau Ballet.

Hoe weet je dat je echt gelooft wat je over jezelf gelooft?

Er was het moment waarop ik geëmotioneerd raakte. Iemand die ik niet kende stond naast me, aaide me over mijn rug.
‘Ik blijf voor altijd alleen,’ zei ik. 
Ik herinnerde me dat ik het geloofde. Voor altijd alleen.
‘Heus niet,’ zei de onbekende. 
‘Jawel,’ zei ik. ‘Jawel. Jawel. Ik blijf voor altijd alleen, want ik ben veel te lelijk om ooit weer iemand te krijgen.’
Toen moest ik hard huilen.

Ik werd wakker met een barstend hoofd, stond op, wist niet meer wat ik moest geloven. In de keuken dronk ik twee glazen water, nam paracetamol. Ik pelde een mandarijn die vol pitten bleek te zitten.

De geschiedenisleraar V

Ik heb Happn op mijn telefoon geïnstalleerd. Deze datingapp laat profielen van mensen zien die bij je in de buurt zijn geweest. Het idee is geloof ik dat je nooit meer iemand zomaar aan hoeft te spreken, dat je alles via je scherm kan regelen, zelfs als je bij elkaar op een terras zit. Ik vind het idee achter de app discutabel, maar ik voel me alleen.

Er zitten nauwelijks leuke mensen op Happn.

Dan appt de geschiedenisleraar. 
‘Je staat pas voor juni in de agenda, maar ik vroeg me af: hoe is het met jij?’ vraagt hij.
Ik zucht.
De geschiedenisleraar stuurt een foto van zichzelf, hij wijst naar de camera.

Ik denk aan de grijze haren van Tom.

Happn stuurt een melding. Tijd voor CrushTime! CrushTime is een spelletje. Happn schotelt je foto’s van vier verschillende mensen voor. Een van die mensen heeft je een like gegeven. Als je het goed raadt, heb je een match. 

Vroeger wilde ik alle mensen het voordeel van de twijfel geven. Dat bracht me weinig goeds. Van iemand die in een tbs-kliniek werkte leerde ik: als je alarmbellen meteen afgaan bij het zien van een man, is dat waarschijnlijk terecht. 

De mannen die CrushTime me voorschotelt zien er allemaal uit alsof ze Forum stemmen, niet weten wat ‘nee’ betekent, puppy’s schoppen. Een enkele keer zit er iemand tussen die me een goeiige sukkel lijkt. Ik houd van goeiige sukkels, maar geen van hen liket mij ooit.

CrushTime is vooral bedoeld om mijn zelfvertrouwen te crushen, denk ik.

Ik ben de beroerdste niet en stuur de geschiedenisleraar een bericht terug. Hij had verteld geïnteresseerd in gesprekken over maatschappelijke onderwerpen en liet doorschemeren van alles te weten omdat hij geschiedenisleraar is. Ik probeer het gesprek op gang te brengen met een vraag.
‘Ken jij een (relevante) Nederlander die een fervent voorstander van prison abolition was?’ vraag ik.
‘Rutger Bregman,’ zegt de geschiedenisleraar.
Ik twijfel even over mijn reactie.
‘En langer geleden? Een eeuw bijvoorbeeld?’ 
‘Ja hallo. Ik ben wikipedia.nl niet,’ zegt de geschiedenisleraar.

Ik ben ook heel veel niet, dacht ik. Ik ben ook heel veel wel.
Een dag later laat ik de geschiedenisleraar weten dat ik op basis van onze gespreksgeschiedenis niet denk dat we het in het echt met elkaar zouden kunnen vinden.

Het trainingspak II

Op de wc probeerde ik te verzinnen wat ik kon zeggen, maar er kwam niets. Wat zeg je zomaar uit het niets tegen iemand die je jaren niet gesproken hebt?

Ik dacht terug aan de keer dat ik ik de MP3-cd die Tom lang geleden voor me maakte terugvond. Het was een eclectisch meesterwerk dat ik toen ik hem kreeg veel beluisterde maar in retrospectief alsnog te weinig op waarde wist te schatten, met hits van zowel Kelis als Doom, van zowel Weezer als Dystopia en een enkele klassieker als Das Einheitsfrontlied. Ik stuurde Tom na het vinden van de cd online een bericht met een foto van de cd. We wisselden een paar vriendelijke beleefdheden uit, maar tot een gesprek kwam het niet.

Wat kan je tegen zo iemand zeggen?

Het juiste antwoord is natuurlijk: niets. Je zegt niets. Daar dacht ik niet aan.

Mijn hoofd voelde zwaar en mijn maag maakte een raar geluid. Ik liet mijn hoofd tussen mijn knieën hangen. Ik kan wel slapen, dacht ik, en ik sloot mijn ogen even. 

Toen ik opgestaan was, mijn handen waste, de uitgelopen mascara met mijn pink onder mijn ogen weghaalde en in de spiegel het knalpaarse 90s trainingspak zag dat ik eerder die week in de kringloopwinkel kocht, wist ik dat ik een gespreksonderwerp had. Ik liep naar Clemens die nog steeds met de joint in zijn handen zat, nam een paar trekjes en wachtte tot Tom langsgelopen kwam.

‘Tom,’ riep ik. ‘Kom eens?’
Tom kwam naar me toegesjok. Ik stak een arm omhoog en sprong in een soort superheldenhouding zodat Tom goed zicht had op mijn kleding.
‘Wat vind je van mijn trainingspak?’ vroeg ik.
Tom keek me met een minuscuul fronsje zwijgend aan en ik had meteen spijt van mijn beslissing hem aan te spreken. Ik deed mijn best te glimlachen.
Tom zei niets.
‘O,’ zei ik en mijn gezicht betrok.
‘Op zich vind ik paars wel een mooie kleur,’ zei Tom.
Ik keek naar Toms haar en probeerde te ontdekken wat voor kapsel hij had. Bovenop was het langer dan aan de zijkanten, misschien was het een soort hanekam, maar het leek me niet de bedoeling dat het langere gedeelte rechtop gezet zou worden. Toen zag ik zijn grijze haren.
Potverdorie Maxwell Sheffield, dacht ik, dat grijs staat je niet verkeerd. Daarna dacht ik terug aan de tijd waarin ik alle afleveringen van The Nanny achter elkaar had gekeken. Raap jezelf bij elkaar, dacht ik toen. Dit is niet Maxwell Sheffield, Broadway producer, dit is Tom, de man die je lang geleden over acht cola, acht bier leerde. 
Tom keek me nog steeds aan. 
Zeg nu iets terug, dacht ik. Jirke, je moet nu reageren.
‘O,’ zei ik. ‘Ik heb een hekel aan paars.’
Tom bleef me aankijken en zweeg.

Kut, dacht ik. Kut, kut. Wat ben ik aan het doen. Waarom heb ik Tom ook aangesproken. Wat moet ik zeggen?
Ik bracht mijn hand naar mijn voorhoofd en keek achterom naar Clemens. Hij was een nieuwe joint aan het draaien en leek niet bezig met het gesprek dat ik met Tom voerde.
‘Sorry,’ zei ik tegen Tom. ‘Ik ben zesendertig jaar en heb wiet gerookt en dat moet ik helemaal niet doen.’ 
Tom zijn gezicht verzachtte iets. Toen moest ik onnodig hard lachen.
‘Het is koosjere wiet,’ zei Clemens, die zich kennelijk ineens bewust was van zijn omgeving.
Gelukkig, dacht ik. Hulp.
‘Koosjere wiet.’ zei Tom. ‘Dat zou ik met een korreltje zout nemen.’
Ik draaide me om naar Clemens.
‘Ken je Go, Go, Koosjer? Dat is mijn lievelingskookprogramma, maar het is al lang niet meer op televisie.’
‘Nooit van gehoord,’ zei Clemens en hij vertelde Tom over waar hij zijn wiet had gekocht.
Ik voelde me draaierig en ging weer zitten.
‘Zeg, ik loop door,’ zei Tom. ‘Ik ben iemand kwijt.’
Het klonk heel ernstig.
‘Iemand kwijt zijn,’ zei ik. ‘Dat is nooit leuk.’

Het trainingspak I

Ik heb een ex die me regelmatig in mijn dromen bezocht toen ik antidepressiva gebruikte.

Het was in de periode dat we van lockdown naar lockdown leefden. De dagen waren vlak als het Groninger landschap en mijn innerlijke belevingswereld was chemisch lamgelegd. Ik merkte niets op, ik maakte niets mee, ik had ook geen enkele zin om te schrijven.

’s Nachts had ik vaak grimmige dromen, toch keek ik er elke dag naar uit om te gaan slapen. De dromen die ik had waren door de medicatie die ik gebruikte zo echt en levendig dat het leek alsof ik in twee werkelijkheden bestond. Een vlakke werkelijkheid overdag, en een bizarre werkelijkheid in de nacht. Een werkelijkheid waarin meubels konden spreken, waarin ik achtervolgd werd door kuddes paarden en waarin Tom regelmatig langskwam.

Onze ontmoetingen waren allemaal onschuldig en platonisch. Toen ik net met de medicatie begon stond Tom in mijn dromen meestal ergens op de achtergrond, als een decorstuk. Later raakten we met elkaar aan de praat en vanaf dat moment ging hij mee op avontuur.

Overdag groeide mijn frustratie over dat het niet lukte om te schrijven.

‘Gewoon een zinnetje per dag,’ zei de schrijver. ‘Niet te veel willen, het gaat om regelmaat.’
Ik vond dagelijks een zin vrij veel gevraagd van iemand die niets meemaakte om te noteren. In een uiterste poging toch iets op te schrijven, richtte ik me tot Tom. Ik stelde vragen. Waarom verschijn je in mijn dromen? Verschijn ik in jouw dromen? Weet je waarom we maar zo kort samen waren?

Het werkte. Ik begon langzaam meer te schrijven en tijdens het schrijven kreeg ik antwoorden op de vragen die ik stelde. Dat Tom in mijn dromen verscheen had meer met de periode waarin ik Tom kende te maken dan met hemzelf. Het was een tijdperk waarin ik mezelf onterecht had achtergelaten, een relevante periode in mijn geschiedenis die niet aan bod was gekomen tijdens mijn laatste therapie. Tom is de enige persoon die exclusief bij die tijd hoort, hoewel, er is nog iemand die ik alleen in die periode zag, maar daar is lang geleden al zoveel EMDR aan besteed dat ik over hem als het goed is nooit meer hoef te dromen.

Toen ik begon met het afbouwen van de medicatie en het schrijven ineens soms vanzelf ging, maakte ik een personage van Tom. Sam. Ik schreef verhalen over Sam en ook wat ik verder schreef was voor een groot deel aan Sam gericht. Hij was mijn publiek.

Nadat ik helemaal stopte met de medicatie had Sam zodanig gestalte gekregen dat hij niet meer vertrok. Hij bleef mijn blik bepalen, hij was losgekomen van Tom en constant bij me als ik schreef.

Soms, als ik Tom tegenkwam, voelde het ongemakkelijk. We groetten elkaar beleefd. Ik groette de personificatie van Sam. Daar had Tom geen weet van, en dat maakte het misschien alleen maar ingewikkelder.

Toen ik eens met Oscar naar De Kift ging, stonden we recht achter Tom in het publiek. Tom en ik spraken niet met elkaar. Ik keek naar wie er voor me stond en dacht: dit is Sam niet. Dit is Tom. Tom draagt een geruit overhemd en dat zou Sam niet dragen, Tom legt zijn hand op de rug van zijn partner op een manier die niet bij Sam past, Toms haar is wat vet in zijn nek en daar is Sams haar überhaupt te kort voor. 

‘We stonden achter Tom, op wie Sam gebaseerd is,’ zei ik op weg naar huis tegen Oscar.
‘Oh,’ zei Oscar. ‘Was het de man in het geruite overhemd?’

Aan dit alles dacht ik toen ik laatst met Clemens wiet rookte na een avond poëzie. Ik lachte constant om niets en zag plotseling Tom lopen. Ik wist niet of Tom mij zag, maar hij groette me niet en ik dacht: dit voelt nog steeds ongemakkelijk. Ook dacht ik: er is een niet-bestaand probleem dat alleen in mijn hoofd bestaat, ik hoef het niet te bespreken om het op te lossen, want er hoeft niets opgelost te worden.

Ik gaf de joint aan Clemens, die hem na een paar hijsen weer aan mij gaf. We maakten grapjes over Skittles en keken naar de sterren. Ik hoestte, stond op om naar de wc te gaan en moest me vastgrijpen aan een tafel omdat ik me duizelig voelde. Toen liep Tom weer langs. En precies daar en op precies dat moment dacht ik: het beste wat ik nu kan doen is naar Tom lopen, hem aanspreken, even een praatje met hem maken.

De telefoon niet pakken

Er is veel mooi aan een relatiebreuk, ook als het niet mooi is. Alles ervaren. Ontdekken dat je het verdriet kan dragen, dat je veel moet huilen en ook veel voelt, maar dat je een ruggengraat van staal hebt. Leren wat je een volgende keer anders zou doen, waar voortaan je grenzen liggen. Voor het eerst zomaar oogcontact met iemand op straat en je afvragen hoe het kon dat je dat de afgelopen jaren niet had. Een naam vervangen door mijn ex en moeten wennen aan hoe dat klinkt. Je ex missen. Je ex steeds minder missen. Scheten laten en niemand die het hoort. Hopen dat het goedkomt. Niet meer willen dat het goedkomt en daar ontzettend hard om huilen. Een datingapp installeren en het gevoel hebben dat dat niet mag. Veel hebben om over te schrijven. Foto’s van jezelf maken nadat je hebt gehuild. Voortaan aan de andere kant van het bed slapen. Woede voelen. Je ex tegenkomen op een datingapp. Alles alleen maar voor jezelf doen. Groteske plannen verzinnen en ze uitvoeren omdat je er de tijd voor hebt. Lichter leven. Vooruit durven kijken en een ander soort toekomst zien. 

Het kutst zijn de momenten waarop je de telefoon wil pakken om te vertellen dat je gevraagd bent om voor te dragen bij de opening van een fantastische tentoonstelling en denkt: o nee, nee, hier doen we samen niet meer aan, dit delen we al een tijd niet meer, de blijdschap, de trots, het plezier.

De geschiedenisleraar IV

‘Laten we onszelf niet plagen,’ zei de geschiedenisleraar.
‘Sorry?’ zei ik.
‘Niet in het echt afspreken is wel dik minder,’ antwoordde hij.
‘Ik plaag niemand,’ zei ik.
Ik dacht na over hoe vaak ik had gezegd dat ik voor 1 juni niet wilde daten. (Er is een iemand die mijn juni-regel zou mogen breken, iemand die ik graag zou zien, maar die persoon heeft mijn nummer niet en weet niet waar ik woon, dus het lijkt me uitgesloten dat hij op een dag zomaar voor mijn deur staat.)
‘Ik ben duidelijk geweest over 1 juni,’ zei ik nog maar eens.
‘Is niet erg,’ zei de geschiedenisleraar. ‘Ik snap wel dit wat snel is als je relatie nog maar net voorbij is.’
‘Volgens mij heb ik eerder al gezegd dat ik het te druk heb,’ zei ik. 

Ik ging naar buiten om een wandeling te maken. Toen ik terugkwam had ik weer bericht van de geschiedenisleraar. Hij liet weten dat hij al een paar uur opgeschoten was in het boekje over fascisme.
‘Je bent verder dan ik,’ zei ik.
‘Dat komt doordat ik geschiedenisleraar ben,’ zei de geschiedenisleraar. ‘Wist je wel dat ik geschiedenisleraar ben?’
‘Ik denk dat ik niet het risico had genomen dit boek uit te kiezen als je bakker was,’ zei ik.
‘Een berekenende vrouw,’ zei de geschiedenisleraar. ‘Beter.’
‘Het leek me verstandig om iets uit te zoeken waar jij verstand van hebt, omdat mannen zo graag dingen uitleggen aan vrouwen.’
‘Mansplainen,’ zei de geschiedenisleraar.
‘Ik ga weer even verder met mijn dag,’ zei ik.
‘Oké, zei de geschiedenisleraar. ‘We houden contact.’

De geschiedenisleraar III

Ik ben niet bekend met de etiquette op dating-apps en eerlijk gezegd verwacht ik er weinig van, maar ik ging op het balkon zitten en stuurde een bericht aan de geschiedenisleraar.

‘Sorry,’ schreef ik. ‘Het is voor mij eigenlijk een slecht moment om op een dating-app te zitten, maar het is een geruststelling om te weten dat er mannen rondlopen met wie ik zomaar een gesprek over poëzie kan voeren.’
‘Waarom is het een slecht moment?’ vroeg de geschiedenisleraar.
Ik vertelde over hoe kort geleden de grote breuk was.
‘Je wilde zien of je nog in de markt lag,’ zei de geschiedenisleraar.
‘Ik wilde de markt verkennen,’ zei ik. 

De geschiedenisleraar had begrip voor mijn situatie en bood zijn hulp aan bij het re-integreren op de dating-markt. Daar bedankte ik voor.
‘Ik heb het druk,’ zei ik. ‘Bovendien ben ik van plan om een miljoen stappen te zetten in de maand mei, dus pas vanaf juni kan je proberen een afspraak met me te maken.’
De geschiedenisleraar stuurde een printscreen van zijn agenda. Op 1 juni stond genoteerd dat hij mij moest bellen. Ook gaf hij mij zijn nummer.

Ik stuurde hem meteen een bericht via WhatsApp.
‘Dat gaat sneller dan verwacht,’ appte de geschiedenisleraar. ‘Probeer je begeerte vooral niet te onderdrukken.’
‘Ik heb geen tijd voor begeerte, zei ik. ‘Sowieso niet tot aan juni.’
‘Het klinkt alsof je veel aan jezelf wil werken de komende weken,’ zei de geschiedenisleraar.
‘Valt mee,’ zei ik.
‘Wil je echt een miljoen stappen zetten?’
‘Dat is het plan,’ zei ik.
‘Kan je het niet beter klein aanpakken als je structurele veranderingen teweeg wil brengen?’
Ik zit toch verdomme toch niet in je mentorklas, dacht ik.
‘Ik wil niet veranderen, ik wil een miljoen stappen zetten,’ zei ik.
‘Geen probleem,’ zei de geschiedenisleraar. ‘Ik wacht wel.’

Ik wist niet of het wel wat zou worden tussen mij en de geschiedenisleraar. Toen gooide hij het over een andere boeg.
‘Zullen we een tweepersoonsboekenclub oprichten?’ zei hij.
‘Graag,’ zei ik.

Hij luisterde het liefst non-fictie, ik mocht iets uitzoeken. Ik keek in de luisterboekenapp die de geschiedenisleraar gebruikt. Er stond geen enkel boek in dat op mijn leeslijst staat. Ik koos een boekje over fascisme uit om te zien hoe de geschiedenisleraar zou reageren. Hij was enthousiast over wat ik had uitgezocht. Van enthousiasme weet je bij sommige onderwerpen niet precies wat het betekent, maar daar zou ik in dit geval bij de boekbespreking wel achterkomen, dacht ik.

‘Wanneer gaan we het over het boek hebben?’ vroeg ik.
‘Volgende week maandag,’ zei hij.
‘En,’ vroeg ik, ‘wat is je favoriete manier van niet-irl boekbespreken?’ 

Zelfstandig het oud papier

Vasco moest naar de dierenarts en omdat ik moest werken, haalde Oscar hem op. Dat hadden we zo afgesproken toen we nog bij elkaar waren. 

Oscar en ik hadden elkaar (op wat zakelijke uitwisselingen via WhatsApp na) niet meer gesproken sinds de laatste keer dat hij uit mijn huis vertrok. Nu kwam ik thuis en zat Oscar op mijn bank alsof er niets veranderd was. Vasco zat in een hoek van de kamer wezenloos voor zich uit te staren, onder invloed van een cocktail van kalmeringsmiddelen, pijnstillers en de narcose.

Eerst vroeg ik hoe het met Vasco ging. Toen of Oscar wat wilde drinken. Daarna vroeg ik Oscar hoe het met hem ging.

We begonnen te praten en zeiden van alles.
‘Ik vind het heel erg om te horen dat je dat op die manier ervaren hebt.’
‘Ik wist niet dat je daar zo mee bezig was.’
‘Ik kan me voorstellen dat dat je heeft geraakt.’
We begrepen ontzettend veel ineens. We huilden. Gaven elkaar een knuffel. En korte, duidelijk afgebakende knuffel.

‘Wat is het huis netjes, hè?’ zei ik.
‘Ja,’ zei Oscar. ‘Je kan het wel.’
‘Het is mijn revenge dress,’ zei ik. 
Ik wilde altijd graag een mysterieus type zijn, stille wateren, diepe gronden. Dat heeft er nooit ingezeten.
‘Iemand zei dat ik een revenge dress moest kopen voor het moment waarop ik je weer zag,’ ging ik verder. ‘Maar dat leek me in jouw geval nergens op slaan. Dus ik heb mijn huis opgeruimd. Gezogen. Het oud papier volledig zelfstandig weggegooid. Gedweild.’
‘Het is echt netjes,’ zei Oscar.
‘Ken je prinses Diana’s jurk?’ vroeg ik.
Oscar schudde zijn hoofd en greep in zijn broekzak.
‘Hier,’ zei hij terwijl hij me mijn huissleutels gaf. ‘Deze krijg je weer terug.’
‘O ja,’ zei ik. 
Ik stond op om Oscar zijn huissleutels van een plankje in de hal te pakken.
‘Wat een kutmoment,’ zei ik met mijn rug naar hem toe. Mijn keel zat dichtgedrukt.
‘Toen we de vorige keer sleutels uitwisselden was het feestelijker,’ zei Oscar. Zijn stem klonk klein. 
Oscar stond ook op van de bank. Hij rekte zich onhandig uit.
‘Ik denk dat ik maar eens ga,’ zei hij.
‘Ja,’ zei ik. ‘Ja.’