Stil
Ik heb mezelf lange tijd niet serieus genomen op momenten dat ik me slecht voelde. Vooral op de momenten dat ik last had van PMS vond ik dat ik niet mezelf was, niet hoefde te luisteren naar mijn eigen gedachten.
Terugkijkend op de momenten waarop ik leerde niet te klagen, me stil te houden, altijd te blijven glimlachen (als klein kind verplicht een kus krijgen van enge oudtante Berdina, apart genomen worden in groep acht omdat de leraar teleurgesteld was in het niveau van mijn opstel vanwege de tekeningetjes die ik als experiment tussen de alinea’s plaatste, te horen krijgen dat ik niet moest zeuren over wekelijks onbetaald overwerken toen ik mijn eerste bijbaantje in de supermarkt had omdat ik blij moest zijn dat ik geld verdiende, in de vierde van de middelbare school een mager zesje krijgen voor de discussie over de klimaatproblematiek omdat mijn mening te fatalistisch was, mijn mond moeten houden als mijn grootvader een racistische opmerking maakte omdat de discussie zinloos was en ik de sfeer niet mocht verpesten, van de bedrijfsleider van een podium waar ik vrijwillig achter de bar stond te horen krijgen dat hij me zou doen als hij geen vriendin had) zijn de weken waarin het me lukt om lachend en knikkend door het leven te gaan de echte hel en is de week waarop het masker waarmee ik me ben gaan vereenzelvigen afvalt een zegen.
Voor mij is het moment waarop ik boos ben of verdrietig niet het moment om grote beslissingen te nemen, maar ik heb afgeleerd mijn gevoelens af te doen als betekenisloze labiliteiten.
Afgelopen week twijfelde ik aan alles. Ik was lange tijd ziek, nu gaat het goed, ik doe weer mee aan het leven en sinds ik weer als een normaal mens meedoe kijk ik steeds vaker om me heen en vraag me af waar ik in vredesnaam mee bezig ben. Ik heb een huis vol spullen. Pyjama’s, haarelastieken, vazen, bewaardoosjes, oogschaduwpaletten, romans, dichtbundels, kasten, glaswerk, beeldjes, schoenen, gekleurd papier, een robotstofzuiger, pennen, potloden, kaarsenhouders, een lijmpistool, ansichtkaarten, cd’s, vloerkleden, Tupperware, lampen, schilderijen, opscheplepels, weegschaaltjes, stoelen, sokken, planten, prullenbakken, kookboeken, rieten manden, weckpotten, munten, een vaatwasser, nagellak, toetsenborden, een geurbrander, gezichtsmaskers, hamers, schroevendraaiers, rokken, panty’s, nagelknippers, vorken, messen, lepels, opladers, usb-sticks, memopapier, boekenleggers, beeldschermen, bijzettafeltjes, speelgoedmuizen voor de kat, kussens, schoteltjes, dekbedovertrekken en gieters en een bak voor glas en oud papier. En nu?
Gisteravond at Oscar bij me. Terwijl ik een krop sla in smalle reepjes sneed vertelde hij over zijn mogelijkheden om een keer een huis te kopen.
Ik werd stil.
Ik was stil toen ik de ui sneed, de prei en de sinaasappel. Ik was stil toen ik op weg naar de snackbar appelazijn kocht in de supermarkt, ik was stil toen ik patat haalde en ik was nog steeds stil toen ik met Oscar de salade en patat at. Ik was stil toen we een film keken.
Toen vroeg Oscar wat er met me was.
‘Ik voel me alleen,’ zei ik. Ik zette de film op pauze en ademde een keer diep in.
‘Soms ben ik bang dat ik toch niet de rest van mijn leven in mijn eentje wil blijven wonen.’
Even waren we allebei stil.
De televisie bleef uit. We dronken whisky en jenever. Aten een magnum.
Join the discussion