Naar huis
Ik vertrok met een zwaar gevoel in mijn buik. Meer dan twintig jaar geleden had ik hetzelfde gevoel nadat ik voor het eerst een festival bezocht. Er was veel van waar ik thuis te weinig van had; plezier, muziek, kleur, mensen, drank, hasj, zon, eten, ruimte om te dansen. Ik voelde me er zo thuis dat ik heimwee had vanaf het moment dat ik op de achterbank ging zitten van de auto die me weer naar mijn ouders bracht.
Voordat ik wegging, nam ik eerst afscheid van de man met krullend haar. Hij zat voor het raam van zijn keetje en opende de deur zodra hij me zag. Hij was aan het bellen.
‘Jelle is er,’ zei hij.
Jelle. Niemand dacht ooit eerder dat ik zo heette, maar ik vond het wel passen.
‘Ja, Jelle. De buurvrouw. Uit het huisje.’
Terwijl hij het gesprek afrondde, wenkte hij me naar binnen.
‘Ja, ik wil haar zeker nog spreken. Ik hang op!’
De man vroeg of ik koffie of thee wilde. En misschien nog een plakje cake.
Ik had fruit meegenomen voor de man. Hij wilde alleen de peer omdat de rest niet van het seizoen was.
‘Ik kan maar even blijven,’ zei ik. ‘Ik moet zo naar mijn werk.’
De man lachte en knikte.
‘Gisteravond heb ik opgezocht hoe ik tempé moet maken, omdat je vertelde dat het zo gemakkelijk was,’ zei ik.
‘En?’
‘Ik zag dat je het zakje met de bonen gewoon bovenop de cv-ketel kan leggen om het warm te houden.’
De man reikte onder zijn stoel en pakte de piepschuim bak waarin hij tempé maakte met behulp van de warmte van een kruik.
‘Na 24 uur is de kruik afgekoeld, maar tegen die tijd komt er genoeg warmte van binnenuit,’ vertelde hij. ‘En om ervoor te zorgen dat de tempé niet te vochtig wordt kan je rijstmeel gebruiken.’
Ik vertelde dat ik de wc in het huisje had willen ontkalken, maar dat ik geen azijn had kunnen vinden. De man zei me waar de azijn stond, weidde toen uit over welke schoonmaakmiddelen hij allemaal gebruikt had in zijn leven, van eco tot HG, en terwijl hij soms met de handen rustend op de knieën en dan weer breed gesticulerend bleef vertellen, over zijn reizen, over liften (altijd een rugzak op, nooit plastic tassen in de handen dragen) en over grote klusprojecten, keek ik constant op mijn horloge.
‘Ik moet echt gaan nu,’ zei ik.
De man liep met me mee naar buiten.
‘Ik vond het leuk je te leren kennen,’ zei hij.
‘Ik kom terug,’ zei ik. ‘Dan vertel ik of het is gelukt met de tempé. En ik wil het bos weer zien. En de wc ontkalken.’
De man lachte hard en sloeg me zachtjes tegen mijn schouder.
‘Ik kan je er goed bijhebben,’ zei hij.
Achter het stuur op weg naar huis huilde ik een beetje, dacht aan alles waar ik thuis te veel van heb, aan wat ik daar in hemelsnaam mee moet.
Join the discussion