Kerstmirakels
Mijn broer maakt de kabels van de de lampen boven zijn eettafel tijdelijk korter met witte vuilniszakbinders, ze zijn net nieuw, hij hoopt dat er op die manier geen vetspetters op zullen komen.
Floris en ik dekken de tafel, hebben het over vroeger, over een periode lang geleden waarin het met ons beiden niet goed ging, het lukte me toen niet om aardig te zijn terwijl hij me nodig had, ik vind het ondraaglijk dat de dingen waren zoals we waren, maar hier zijn we, we dekken de tafel en we hebben het over vroeger.
Mijn moeder en mijn oma zijn precies op tijd. Mijn oma loopt moeilijker dan de vorige keer dat ik haar zag. Mijn moeder heeft oude sieraden van me meegenomen. Ze vond ze tijdens het opruimen en bracht ze naar de juwelier bracht om op te knappen. De juwelier maakte de ringen weer rond, ze zijn zo klein dat ze net over het eerste kootje van mijn pink passen. De steentjes zijn dof gebleven, ik houd een van de ringen tegen het licht en herinner me de lijnen van de beschadigingen in het steentje weer. De armband kon niet gemaakt worden, maar wel opgepoetst. Ik was vergeten hoe fijn de schakels waren, ik droeg het armbandje toen ik een baby was. Mijn naam staat erin gegrafeerd, mijn geboortedatum.
Ik vertel mijn moeder drie keer dat ik blij ben met wat ze voor me meegenomen heeft.
Je kan iets terugvinden waar je lang niet aan hebt gedacht, het repareren, maar het wordt nooit meer zoals het eerder was.
Je kan iets kwijtraken dat je net nog in handen had.
Als mijn moeder wil vertrekken kan ze haar sleutels niet vinden. Ze haalt haar tas leeg, haar zakken, we zoeken met z’n allen en zeggen: je hebt de sleutels vast in de auto laten liggen.
Terwijl mijn moeder naar de auto loopt doorzoek ik haar rugtas zoals ze mijn rugzakje vroeger doorzocht als ik mijn fietssleutel weer eens kwijt was. Ik voel de sleutels op de bodem liggen, ze zitten onder de voering, maar ik voel geen gat.
Mijn moeder komt binnen en zegt dat ze de sleutels niet in de auto heeft laten zitten.
‘Ik heb ze,’ zeg ik. ‘Maar ik krijg ze niet uit je tas.’
Ook mijn moeder kan geen gat vinden.
Floris haalt de rugtas leeg, mijn moeder keert de tas binnenstebuiten, de hengsels zitten nu van binnen en de gladde bekleding met alle vakjes en ritsjes van buiten, ik loop met mijn vinger alle naden na, oma houdt alles goed in de gaten, iedereen bemoeit zich met de voering, maar er zit werkelijk geen gat in. De sleutels zitten gevangen.
Mijn moeder zucht en zegt dat ze de voering kapot gaat knippen. Ze wil de tas, die nog steeds binnenstebuiten gekeerd is, op tafel leggen en dan ineens vallen de sleutels uit de opening op tafel. Als een goocheltruc.
Mijn moeder pakt de sleutels, stopt ze in haar broekzak, keert de tas weer buitenstebuiten en zegt: zo, die kan naar de kringloop.
Join the discussion