Het trainingspak II
Op de wc probeerde ik te verzinnen wat ik kon zeggen, maar er kwam niets. Wat zeg je zomaar uit het niets tegen iemand die je jaren niet gesproken hebt?
Ik dacht terug aan de keer dat ik ik de MP3-cd die Tom lang geleden voor me maakte terugvond. Het was een eclectisch meesterwerk dat ik toen ik hem kreeg veel beluisterde maar in retrospectief alsnog te weinig op waarde wist te schatten, met hits van zowel Kelis als Doom, van zowel Weezer als Dystopia en een enkele klassieker als Das Einheitsfrontlied. Ik stuurde Tom na het vinden van de cd online een bericht met een foto van de cd. We wisselden een paar vriendelijke beleefdheden uit, maar tot een gesprek kwam het niet.
Wat kan je tegen zo iemand zeggen?
Het juiste antwoord is natuurlijk: niets. Je zegt niets. Daar dacht ik niet aan.
Mijn hoofd voelde zwaar en mijn maag maakte een raar geluid. Ik liet mijn hoofd tussen mijn knieën hangen. Ik kan wel slapen, dacht ik, en ik sloot mijn ogen even.
Toen ik opgestaan was, mijn handen waste, de uitgelopen mascara met mijn pink onder mijn ogen weghaalde en in de spiegel het knalpaarse 90s trainingspak zag dat ik eerder die week in de kringloopwinkel kocht, wist ik dat ik een gespreksonderwerp had. Ik liep naar Clemens die nog steeds met de joint in zijn handen zat, nam een paar trekjes en wachtte tot Tom langsgelopen kwam.
‘Tom,’ riep ik. ‘Kom eens?’
Tom kwam naar me toegesjok. Ik stak een arm omhoog en sprong in een soort superheldenhouding zodat Tom goed zicht had op mijn kleding.
‘Wat vind je van mijn trainingspak?’ vroeg ik.
Tom keek me met een minuscuul fronsje zwijgend aan en ik had meteen spijt van mijn beslissing hem aan te spreken. Ik deed mijn best te glimlachen.
Tom zei niets.
‘O,’ zei ik en mijn gezicht betrok.
‘Op zich vind ik paars wel een mooie kleur,’ zei Tom.
Ik keek naar Toms haar en probeerde te ontdekken wat voor kapsel hij had. Bovenop was het langer dan aan de zijkanten, misschien was het een soort hanekam, maar het leek me niet de bedoeling dat het langere gedeelte rechtop gezet zou worden. Toen zag ik zijn grijze haren.
Potverdorie Maxwell Sheffield, dacht ik, dat grijs staat je niet verkeerd. Daarna dacht ik terug aan de tijd waarin ik alle afleveringen van The Nanny achter elkaar had gekeken. Raap jezelf bij elkaar, dacht ik toen. Dit is niet Maxwell Sheffield, Broadway producer, dit is Tom, de man die je lang geleden over acht cola, acht bier leerde.
Tom keek me nog steeds aan.
Zeg nu iets terug, dacht ik. Jirke, je moet nu reageren.
‘O,’ zei ik. ‘Ik heb een hekel aan paars.’
Tom bleef me aankijken en zweeg.
Kut, dacht ik. Kut, kut. Wat ben ik aan het doen. Waarom heb ik Tom ook aangesproken. Wat moet ik zeggen?
Ik bracht mijn hand naar mijn voorhoofd en keek achterom naar Clemens. Hij was een nieuwe joint aan het draaien en leek niet bezig met het gesprek dat ik met Tom voerde.
‘Sorry,’ zei ik tegen Tom. ‘Ik ben zesendertig jaar en heb wiet gerookt en dat moet ik helemaal niet doen.’
Tom zijn gezicht verzachtte iets. Toen moest ik onnodig hard lachen.
‘Het is koosjere wiet,’ zei Clemens, die zich kennelijk ineens bewust was van zijn omgeving.
Gelukkig, dacht ik. Hulp.
‘Koosjere wiet.’ zei Tom. ‘Dat zou ik met een korreltje zout nemen.’
Ik draaide me om naar Clemens.
‘Ken je Go, Go, Koosjer? Dat is mijn lievelingskookprogramma, maar het is al lang niet meer op televisie.’
‘Nooit van gehoord,’ zei Clemens en hij vertelde Tom over waar hij zijn wiet had gekocht.
Ik voelde me draaierig en ging weer zitten.
‘Zeg, ik loop door,’ zei Tom. ‘Ik ben iemand kwijt.’
Het klonk heel ernstig.
‘Iemand kwijt zijn,’ zei ik. ‘Dat is nooit leuk.’
Join the discussion