Het trainingspak I
Ik heb een ex die me regelmatig in mijn dromen bezocht toen ik antidepressiva gebruikte.
Het was in de periode dat we van lockdown naar lockdown leefden. De dagen waren vlak als het Groninger landschap en mijn innerlijke belevingswereld was chemisch lamgelegd. Ik merkte niets op, ik maakte niets mee, ik had ook geen enkele zin om te schrijven.
’s Nachts had ik vaak grimmige dromen, toch keek ik er elke dag naar uit om te gaan slapen. De dromen die ik had waren door de medicatie die ik gebruikte zo echt en levendig dat het leek alsof ik in twee werkelijkheden bestond. Een vlakke werkelijkheid overdag, en een bizarre werkelijkheid in de nacht. Een werkelijkheid waarin meubels konden spreken, waarin ik achtervolgd werd door kuddes paarden en waarin Tom regelmatig langskwam.
Onze ontmoetingen waren allemaal onschuldig en platonisch. Toen ik net met de medicatie begon stond Tom in mijn dromen meestal ergens op de achtergrond, als een decorstuk. Later raakten we met elkaar aan de praat en vanaf dat moment ging hij mee op avontuur.
Overdag groeide mijn frustratie over dat het niet lukte om te schrijven.
‘Gewoon een zinnetje per dag,’ zei de schrijver. ‘Niet te veel willen, het gaat om regelmaat.’
Ik vond dagelijks een zin vrij veel gevraagd van iemand die niets meemaakte om te noteren. In een uiterste poging toch iets op te schrijven, richtte ik me tot Tom. Ik stelde vragen. Waarom verschijn je in mijn dromen? Verschijn ik in jouw dromen? Weet je waarom we maar zo kort samen waren?
Het werkte. Ik begon langzaam meer te schrijven en tijdens het schrijven kreeg ik antwoorden op de vragen die ik stelde. Dat Tom in mijn dromen verscheen had meer met de periode waarin ik Tom kende te maken dan met hemzelf. Het was een tijdperk waarin ik mezelf onterecht had achtergelaten, een relevante periode in mijn geschiedenis die niet aan bod was gekomen tijdens mijn laatste therapie. Tom is de enige persoon die exclusief bij die tijd hoort, hoewel, er is nog iemand die ik alleen in die periode zag, maar daar is lang geleden al zoveel EMDR aan besteed dat ik over hem als het goed is nooit meer hoef te dromen.
Toen ik begon met het afbouwen van de medicatie en het schrijven ineens soms vanzelf ging, maakte ik een personage van Tom. Sam. Ik schreef verhalen over Sam en ook wat ik verder schreef was voor een groot deel aan Sam gericht. Hij was mijn publiek.
Nadat ik helemaal stopte met de medicatie had Sam zodanig gestalte gekregen dat hij niet meer vertrok. Hij bleef mijn blik bepalen, hij was losgekomen van Tom en constant bij me als ik schreef.
Soms, als ik Tom tegenkwam, voelde het ongemakkelijk. We groetten elkaar beleefd. Ik groette de personificatie van Sam. Daar had Tom geen weet van, en dat maakte het misschien alleen maar ingewikkelder.
Toen ik eens met Oscar naar De Kift ging, stonden we recht achter Tom in het publiek. Tom en ik spraken niet met elkaar. Ik keek naar wie er voor me stond en dacht: dit is Sam niet. Dit is Tom. Tom draagt een geruit overhemd en dat zou Sam niet dragen, Tom legt zijn hand op de rug van zijn partner op een manier die niet bij Sam past, Toms haar is wat vet in zijn nek en daar is Sams haar überhaupt te kort voor.
‘We stonden achter Tom, op wie Sam gebaseerd is,’ zei ik op weg naar huis tegen Oscar.
‘Oh,’ zei Oscar. ‘Was het de man in het geruite overhemd?’
Aan dit alles dacht ik toen ik laatst met Clemens wiet rookte na een avond poëzie. Ik lachte constant om niets en zag plotseling Tom lopen. Ik wist niet of Tom mij zag, maar hij groette me niet en ik dacht: dit voelt nog steeds ongemakkelijk. Ook dacht ik: er is een niet-bestaand probleem dat alleen in mijn hoofd bestaat, ik hoef het niet te bespreken om het op te lossen, want er hoeft niets opgelost te worden.
Ik gaf de joint aan Clemens, die hem na een paar hijsen weer aan mij gaf. We maakten grapjes over Skittles en keken naar de sterren. Ik hoestte, stond op om naar de wc te gaan en moest me vastgrijpen aan een tafel omdat ik me duizelig voelde. Toen liep Tom weer langs. En precies daar en op precies dat moment dacht ik: het beste wat ik nu kan doen is naar Tom lopen, hem aanspreken, even een praatje met hem maken.
Join the discussion