Skip to content

Er niet naar vragen

Written by

Jirke

Twee dagen lang had ik me de ogen uit het hoofd gehuild, apathisch voor me uit zitten staren, wandelingen gemaakt en alle aanbiedingen om te komen eten of koppen thee te komen drinken afgeslagen omdat ik liever alleen wilde zijn. Omdat elk woord over de breuk dat over mijn lippen kwam me nog harder aan het huilen bracht. En nu moest ik naar de schrijver. 

Ik ben onderdeel van een kleine groep die de schrijver boodschappen brengt. Door mijn persoonlijk leed zou ik haast vergeten wat de rest van het land ook al vergeten lijkt: er waart een virus door over de wereld en er zijn mensen die daardoor ernstig in hun bewegingsvrijheid beperkt worden. 

Het liefst had ik de schrijver een bericht gestuurd. Ik kan niet komen. Dat deed ik niet.

Op de boodschappenlijst die ik in mijn inbox vond, schreef ik een mail terug. Mijn relatie is net uit. Ik moet om alles huilen en als je me vraagt hoe het met me gaat en ik moet vertellen wat er aan de hand is, gaat het vast mis.

De schrijver berichtte terug. Ik vraag nergens naar.

In de supermarkt hoefde ik niet te huilen.

Nadat de schrijver me bij de voordeur bij had gepraat over waar hij mee bezig is, viel het stil. De volle AH-tas stond tussen ons in. De man keek me een paar seconden aan en ik probeerde te glimlachen.
‘Nou,’ zei de schrijver. ‘Ik vraag dus nergens naar.’
‘Heel goed,’ zei ik.
De schrijver probeerde ook te glimlachen.
‘Volgens mij lukt het wel om er iets over te zeggen,’ zei ik. ‘Maar ik zag er zo tegenop om overvallen te worden door de vraag hoe het met me gaat.
De wind blies zacht door het haar van de schrijver, dat alle kanten opstond.
‘Het is allemaal heel verdrietig,’ zei ik. Ik concentreerde me op mijn ademhaling om mezelf onder controle te houden. ‘Je bent de eerste die ik live spreek sinds het uit is.’
‘Och,’ zei de schrijver. ‘Ik weet nog goed hoe moeilijk het allemaal is. Je moet er dwars doorheen.’
‘Volgens mij doe ik het best goed,’ zei ik. 
‘Ja,’ zei de schrijver.
‘Ik huil niet,’ zei ik.
‘Nee,’ zei de schrijver. ‘En misschien sta je hier over een paar weken wel heel anders bij de voordeur. Lachend. Zeg je: het is maar goed dat het zo gegaan is.’
‘Dat zou best kunnen,’ zei ik.
‘Zit de kassabon weer in de tas?’ vroeg de schrijver. 
Ik knikte.
‘Bedankt,’ zei de schrijver.
‘Bedankt,’ zei ik.

Previous article

Alleen de echte doorzetters

Next article

Woede

Join the discussion

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *