De logé – deel 4
Toen we thuis waren ging het meisje naar bed en viel meteen in slaap. Ik ging naar het balkon, zat een tijd op het bankje en gooide vervolgens de asbak leeg.
Ik dacht veel na over hoe ik het meisje kon helen zonder haar weg te jagen.
Therapie ondergaan herinner ik me als een zware bezigheid, maar het helen van mijn innerlijke kind heug ik me (misschien ten onrechte) als vrij eenvoudig. Je haalt je 6-jarige zelf voor de geest – als je zoveel in je hoofd hebt geleefd als ik, is daar geen kunst aan. Je vertelt het kind alles wat het vroeger te horen had moeten krijgen, sowieso moet je het kind vertellen het niets kon doen aan wat het allemaal overkwam, dat het hun schuld niet was. Daarna pak je het kind op, houdt het vast, zegt ik hou van jou en meent het. Tenslotte maak je goed wat het kind tekort gekomen is. Je verft je huis geel, leest de hele dag dikke boeken, trekt gekke jurken aan, koopt My Little Pony’s. Het kind verdwijnt stilletjes, je hoeft geen afscheid te nemen. Als het kind later plotseling opnieuw voor je neus staat, zeg je: hoi lieverd, ben je daar weer?
Door de muren heen hoorde ik gesnurk uit mijn slaapkamer komen, het was alsof er een oude kerel te slapen lag. Toen ik de deur op een kier zette zag ik het meisje op haar rug liggen, haar armen uitgespreid. In haar linkeroksel lag Vasco, opgerold als een egeltje.
Ik probeerde te bedenken wat het meisje tekort gekomen was, wat ik haar kon geven, wat we samen konden doen. Er kwam geen enkele nuttige gedachte op. Even leek het me een goed idee om aan het meisje te vragen wat ze van me nodig had, maar ik wilde niet dat ze het gevoel kreeg dat ik alleen maar op zoek was naar een manier om haar weg te krijgen.
Tijdens onze wandeling had het meisje veel voorovergebogen gelopen, met haar gezicht naar de grond gericht. Af en toe leek ze zich bewust te zijn van haar houding, dan trok ze haar schouders naar achteren, stak haar kin omhoog en sprak ineens veel helderder. Alle informatie over het meisje leek relevant, maar ik wist niet wat ik ermee moest.
Ik besloot ook te gaan slapen, ik zag op tegen de volgende dag. Voordat we ook maar iets anders gingen doen zouden we het huis opruimen, de vuilniszakken van het balkon weggooien, het aanrecht leegmaken, stofzuigen, de post openen, instanties bellen. Het meisje moest het leren en ik wist dat het met veel tegenzin zou gaan.
Met mijn benen ingetrokken paste ik net op de bank. Ik legde mijn hoofd op een klein kussentje en trok een fleecedeken over me heen. Het duurde meer dan een uur voordat ik in slaap begon te vallen.
Toen ik net wegdoezelde schrok ik wakker. Het meisje schudde aan mijn schouder.
‘Kom je bij me in het bed slapen?’ vroeg ze. ‘Ik ben bang.’
***
Eerder verschenen:
De logé – deel 3
De logé – deel 2
De logé – deel 1
Join the discussion